De imme

De honingbij leeft in een volk. Een bijenvolk wordt ook wel imme genoemd. Een imme bestaat uit verschillende bijen. Er zijn drie soorten bijen in een imme; de koningin, de darren en de werksters. Bij de imme horen niet alleen de bijen, maar ook het broed. Broed is een verzamelnaam voor de eitjes, de larven en de poppen. De wasraten horen ook bij de imme. In de wasraten wordt nectar, stuifmeel en honing opgeslagen. Ook wordt het broed erin verzorgd. In de winter vormen de bijen een wintertros op en in de raten. Bovendien zorgen de raten ook voor communicatie tussen de bijen. Elke imme heeft een eigen geur. Deze geur is ook op de raten. De raten worden ook gebruikt om andere bijen te vertellen waar er de lekkerste nectar en het beste stuifmeel te vinden is.

De koningin is lang en slank, kan wel 5 jaar oud worden en haar taak is eitjes leggen. Ze is de moeder van alle bijen van de imme. Daarom wordt ze vaak moer genoemd. Ze kan wel tot 1600 eitjes per dag leggen. Dit is zoveel werk voor haar dat ze niet voor zichzelf kan zorgen. Ze heeft dan ook hofdames om zich heen die haar schoonpoetsen en eten (voedersap) geven. De moer heeft een speciale geur om zich heen. De andere bijen likken haar en de geur wordt zo door het hele volk verspreidt. Zo weten de bijen bij welk volk ze horen, want elke moer heeft een andere geur.

De darren zijn de mannetjes en het dikste; ze zoemen op een lagere toon dan de werksters. Darren kunnen ongeveer 5 maanden oud worden en hun taak is om met de koningin te trouwen en om het broednest warm te houden. De darren hebben geen angel, die kun je dus rustig oppakken! Er zijn ‘s zomers zo’n 500 tot 5000 darren in het volk. Anders dan de werksters, die bij hun eigen volk blijven, gaan darren ook op bezoek bij andere volken. Darren van verschillende volken verzamelen zich ook op bepaalde plekken in de lucht. Dit worden darrenverzamelplekken genoemd.

De werksters zijn het kleinst en kunnen 6 weken tot 6 maanden oud worden. Hun taken zijn de woning schoonhouden, het broed verzorgen, de moer verzorgen, nectar halen en daar honing van maken, water halen, stuifmeel halen, wasraat bouwen, de temperatuur verzorgen en de woning verdedigen tegen indringers. Dit laatste doen ze met hun angel die weerhaakjes heeft. Als een werkster een mens of een zoogdier steekt, blijft de angel in de huid achter. Steekt een werkster een ander insect, dan behoudt ze haar angel. Een werkster heeft ook wasklieren, waarmee ze was kan zweten. Ze heeft ook voedersapklieren, waarmee ze voedersap kan maken voor de larven en de moer. Dat wordt dan ook wel koninginnegelei genoemd. Verder heeft de werkster nog korfjes aan haar achterpoten. Hierin verzamelt ze het stuifmeel en hars van de bomen. Van dat stuifmeel maakt ze bijenbrood en van de hars maakt ze propolis. Die propolis smeren ze op de raten en op alle kieren in de woning. Het is een middel om ervoor te zorgen dat ze niet zo snel ziek worden. Er leven in de zomer wel tot 50.000 werksters in een volk en in de winter ongeveer 15.000.

Het broed van de bijen bestaat uit eitjes, larven en poppen. Na drie dagen kruipt er een piepklein larfje uit het eitje. Dit larfje krijgt voedersap, daar groeit het goed van. Vanaf de derde dag krijgt de larve een mengsel van stuifmeel en honing te eten. Dit wordt ook wel bijenbrood genoemd. Alleen een moerlarve krijgt haar hele leven voedersap; daar wordt ze extra groot van. Als de larven zes dagen oud zijn, wordt hun cel dichtgemaakt met een wasdekseltje. Ze gaan dan verpoppen. Bij de koningin duurt dit 7 dagen, bij de werkster 12 dagen en bij de dar 15 dagen voor ze als jonge bij geboren worden.

Geboren
De pasgeboren werksters gaan als eerste hun eigen cel schoonpoetsen. De jonge dar gaat op zoek naar eten en de pasgeboren moer gaat eens door de woning lopen om te kijken of ze wel de enige moer is in het volk. Ze maakt dan een ‘tutend’ geluid (het geluid lijkt op een telefoontoon die bezet is). Zijn er andere moeren die nog niet geboren zijn, dan gaan die ‘kwaken’. Is er nog een oude moer in het volk dan kan het gebeuren dat ze of samen in vrede naast elkaar leven of dat ze gaan vechten!
Na ongeveer vijf dagen gaat de nieuwe moer op bruidsvlucht. Ze vliegt dan naar een darrenverzamelplek en de darren vliegen achter haar aan om met haar te kunnen trouwen. Dit doen ze op een zonnige dag hoog in de lucht! De moer trouwt met meerdere darren. Als dat gelukt is, komt de moer terug in het volk en kan ze eitjes gaan leggen.

Het leven van de honingbij
De werksters doen alle taken die nodig zijn om een bijenvolk in leven te houden. De eerste drie weken van haar leven doet ze het werk binnenshuis en later doet ze het werk buitenshuis.
In de eerste uren van haar leven, is de bij aan het uitrusten, want ze moest het wasdekseltje kapot knagen om eruit te komen. Daarna begint de bij aan het schoonpoetsten van haar eigen cel waar ze uitkomt, en daarna gaat ze de andere cellen schoonpoetsen. Dit doet ze met haar tong. De koningin legt alleen maar eitjes in schone cellen en ook de honing wordt in schone cellen opgeslagen.
Een dag later begint de werkbij aan het verzorgen van het broed; de eitjes en de larven. Eerst zorgt ze ervoor dat het broed warm gehouden wordt. Dit doet ze met haar vliegspieren. Binnenin een bijenvolk is het 35ºC en daarna mag ze de oudere larven voeren met bijenbrood (stuifmeel en honing). Na ongeveer een week werken haar voedersapklieren en kan ze de jonge larven voedersap geven. Na ongeveer tien dagen mag ze nectar en stuifmeel overnemen van de ‘haalbijen’ en dit in de cellen stoppen. Een week later beginnen haar wasklieren te werken. Ze kan dan was zweten en raten bouwen. Uit haar achterlijf zweet ze kleine wasplaatjes. Met haar sterke kaken kauwt ze net zolang totdat deze geschikt is voor het maken van de raten. Daarna wordt ze wachtbij; ze is dan in de buurt van de vliegopening om deze te verdedigen tegen ongewenste indringers.
Daarna wordt ze haalbij. Ze vliegt er dan elke dag op uit om nectar, stuifmeel, hars of water te halen.
Als een werkster nog een hele jonge huisbij is, vliegt ze al elke dag naar buiten. Ten eerste om haar behoefte te doen (want dat doen ze niet in binnen) en ten tweede om de omgeving te leren kennen. Ze gaat dan rondjes vliegen die steeds groter worden, vaak in de vorm van een 8. De alleroudste bijen doen het gevaarlijkste werk: zij halen water voor de imme.
Als een haalbij te oud is blijft ze vaak in het veld om daar te sterven.

Wanneer het te koud (onder de 9ºC) of te nat is, dan vliegen de bijen niet. Daarom zorgen ze ervoor dat er altijd genoeg voedsel in de bijenwoning is, zodat ze met koud of nat weer toch warm kunnen blijven.

Van ei tot bij
De koningin legt twee soorten eitjes. Uit de mannetjes-eitjes worden de darren geboren en uit de vrouwtjes-eitjes worden werksters of moeren geboren. Aan de soort cel waarin het eitje gelegd wordt kun je al zien of het een dar, een werkster of een moer zal worden. De werksters worden in de gewone cellen geboren. De darren in iets grotere cellen (darrencellen genoemd) en de moeren in de koninginnencellen, ook wel moerdoppen genoemd. Deze doppen lijken een beetje op pinda’s en zijn ook van was gemaakt. Hiervoor zweten de bijen geen nieuwe was, maar gebruiken ze was die ze al hebben.

De moer begint al vroeg in het jaar eitjes te leggen, soms al in januari, maar de meeste eitjes legt ze in april, mei en juni. Ze zoekt een lege cel, controleert of deze goed schoon is en legt dan een eitje in de cel. Na drie dagen komt er een larfje uit het eitje en de werksters beginnen het dan onmiddellijk voedersap te geven. Dit voedersap is wit van kleur, als een soort melk. In zes dagen tijd wordt de larve zo groot dat het tijd is om te gaan verpoppen. De werksters maken dan een poreus wasdekseltje op de cel, zodat de pop niet gestoord kan worden. We spreken dan van gesloten broed. Daarvoor was het broed nog ‘open’, dat wil zeggen dat er nog geen wasdekseltje opzat.
Van ei tot bij duurt bij een koningin 16 dagen, bij een werksters 21 dagen en bij een dar 24 dagen.

De bijentaal
Bijen kunnen met elkaar ‘praten’. Dit doen ze om elkaar te vertellen waar ze het stuifmeel en de nectar vandaan gehaald hebben. Ze doet dit door op de raat een bepaald figuur te lopen. Andere bijen volgen haar: dit wordt de bijendans genoemd. Deze dans vertelt over de afstand van de kast naar de bloem en over de richting waar de bloem te vinden is. De bij maakt vaak een zoemend geluid door met haar vleugels te trillen.

De rondedans wordt uitgevoerd wanneer de voedselbron dicht bij de woning is, in ieder geval minder dan 100 meter. De bij loopt rondjes op de raat en enkele bijen volgen haar. Soms loopt ze linksom, soms rechtsom. De andere bijen kunnen met hun voelsprieten de geur ruiken van de bloemsoort die gevonden is. De haalbij deelt ook wat nectar uit, zodat de andere bijen dit later kunnen herkennen.

De kwispeldans of achtdans wordt uitgevoerd als de bron verder dan 100 meter van de woning ligt. De haalbij loopt een stukje rechtuit, terwijl ze met haar achterlijf kwispelt. Daarna maakt ze twee halve kringen in de vorm van een acht. De rechte lijn geeft de richting aan ten opzichte van de stand van de zon. De snelheid waarmee de bij kwispelt en danst geeft aan hoeveel voedsel er op de gevonden plek is en hoe ver de bron van de woning af is. Vaak laat de bij ook een geur achter bij de voedselbron zodat deze makkelijker te vinden is. Dit wordt het merken van de plaats genoemd. En soms neemt een oudere bij een jongere bij mee naar de bloem waar ze nectar vond.
Een bij is bloemvast. Dit wil zeggen dat ze net zolang op dezelfde bloemsoort blijft vliegen tot de drachtbron (nectar of stuifmeel) op is.

Bijenproducten
De bij wordt geëerd omdat ze niet voor zichzelf alleen werkt maar voor iedereen.
Bijen maken heel wat producten, die de mensen goed kunnen gebruiken.
Ten eerste natuurlijk de honing. Bijen zuigen nectar uit de bloemen en brengen dit naar de woning. In de honingmaag verandert de nectar van samenstelling door de maagsappen. De bij geeft de nectar aan een huisbij die ervoor zorgt dat het overtollige water wordt verdampt. De honing wordt aan vele huisbijen doorgegeven, voordat het in de cellen wordt gestopt. Als de honing goed is, wordt deze afgedekt met een wasdekseltje. De honing wordt zo verzegeld! De honing is bedoeld als voedsel voor de bijen, met name als voedsel voor de winter als de bijen niet kunnen vliegen en er ook geen dracht is. Eén bij maakt ongeveer een halve theelepel honing in haar leven.
Honing wordt veel door mensen gebruikt als zoetmiddel. Het is echter ook zeer goed voor de gezondheid.

Bijenwas wordt door de bijen zelf gemaakt. Ze hebben wasklieren waardoor ze was kunnen zweten. Ze bouwen er raten van: eerst gaan ze hangen, poot in poot, als een ketting van bijen die elkaar goed vasthouden. Een paar bijen zweten piepkleine stukjes was, de volgende bij vangt die op en kauwt erop. Ze geeft de was weer door aan de volgende bij in de ketting en zo bouwen ze de bekende zeshoekige cellen. Ze bouwen dus hun woning met bouwmaterialen die ze zelf maken! Je zou de raten kunnen zien als hun skelet; het geeft stevigheid aan de imme.
De mensen gebruiken de was vooral voor kaarsen en om er boenwas van te maken. Ook worden er bijenwaskrijt en boetseerwas van gemaakt.

Koninginnegelei wordt ook door de bijen zelf gemaakt; het komt uit de voedselklier. De jonge larfjes krijgen dit te eten en de moerlarven krijgen dit extra lang te eten. Daardoor worden moeren extra groot en kunnen ze zoveel eitjes leggen en lang leven. Sommige mensen gebruiken koninginnegelei, omdat ze denken dat ze dan gezonder en langer leven.

Propolis wordt gemaakt van hars van de bomen, met name van de populier en de berk. De bijen nemen dit kleverige spul mee in hun stuifmeelkorfjes en verwerken dit met hun kaken tot propolis. Ze gebruiken het als kit waarmee ze de woning tochtvrij maken en om schommelende raten vast te zetten. Meestal bekleden ze de woning aan de binnenkant met een laag propolis. Je kunt propolis dan ook zien als de huid van de imme; het zit als een laagje om de imme heen. Propolis beschermt de bijen ook tegen ziektes. Dit hebben mensen ook ontdekt en maken hiervan propolisdruppels en –zalf of –tabletten.

Stuifmeel wordt door de werksters verzameld in hun stuifmeelkorfjes. Ze stoppen dit in de cellen rondom het broed, zodat ze dit voedsel vlak bij de larven hebben. Het stuifmeel zit boordevol eiwitten, waardoor de larven goed kunnen groeien. Ook pasgeboren bijen eten de eerste tien dagen van hun leven stuifmeel. Stuifmeel is dus bijzonder belangrijk voor de bijen, omdat ze anders geen broed kunnen verzorgen! Sommige mensen eten ook stuifmeelkorrels; het zou goed zijn voor huid, haar en nagels. Het helpt sommige mensen met hooikoorts ook tegen deze ziekte. Het stuifmeel moet wel eerst een nachtje weken in yoghurt, anders dan een mensenlichaam het stuifmeel niet verteren.

Bijengif gebruiken de bijen als ze een vijand steken. Hierdoor wordt deze lam gemaakt en vaak ook gedood. Bijengif wordt door de mensen ook als medicijn gebruikt onder andere bij reuma. Het gif werkt ook bacterie-dodend en bloeddrukverlagend. Sommige mensen zijn allergisch voor bijengif en kunnen ernstig ziek worden van één enkele bijensteek!

Zoals je hebt kunnen lezen, kunnen bijen niet zonder bloemen. Je zou kunnen zeggen dat bijen en bloemen bij elkaar horen, want bloemen kunnen ook niet zonder bijen. Door bloemen te planten en te zaaien help je de bijen.

De bij verspreidt haar bijenkracht,
de bloem biedt ons haar bloemenpracht.
Bloem en bij steeds nauw tezaam,
wekt kracht en leven in Godesnaam.
De imker in dit landschap staat,
de bij ons honing achterlaat.