Het bijenjaar

Als het voorjaar wordt, bestaat de imme uit een koningin met 15.000 tot 20.000 werksters en enkele darren. Er is ook al een beetje broed (verzamelnaam voor eitjes, larven en poppen). De bijen hebben de hele winter in een tros bij elkaar gehangen om warm te blijven. Ze kruipen dan dicht tegen elkaar aan en in de lege cellen en eten af en toe honing om warm te blijven. In de tros is de temperatuur ongeveer 10ºC tot 13ºC, ook al vriest het buiten dat het kraakt. De tros verplaatst zich langzaam over de raten om zo bij het voedsel te kunnen. Ze doen dus niet aan een winterslaap! Als het in het vroege voorjaar 9ºC wordt en het is een beetje lekker weer, dan zullen de bijen massaal naar buiten gaan voor een reinigingsvlucht. De hele winter konden ze niet naar het toilet en hebben alles opgehouden. Zodra het dus warmer wordt, gaan ze gauw naar buiten. Zo kunnen ze weer een tijdje binnenblijven. Als het dan echt voorjaar wordt, gaan de bijen weer vliegen om water en stuifmeel te halen. Dat hebben ze nodig voor het broed. De moer gaat weer aan haar werk en al gauw wordt het volk groter. Dat moet ook wel want de winterbijen zijn al oud (die kunnen zo’n 6 maanden worden) en dan moeten er genoeg jonge bijen zijn om het werk over te nemen. Als alle winterbijen vervangen zijn door jonge bijen, gaat de moer ook darreneitjes leggen. Er worden steeds meer bijen geboren en de behuizing lijkt te klein te worden. Dan gaan de bijen zich voorbereiden om te gaan verhuizen. Dit wordt zwermen genoemd. Op een dag worden er moerdoppen gebouwd waarin de moer eitjes legt. Doordat deze larfjes extra lang voedersap of koninginnegelei te eten krijgen, kunnen deze larfjes moeren worden. Als de moerlarven klaar zijn om zich te verpoppen, wordt de cel met een wasdeksel gesloten. De oude moer vliegt (bij droog weer) met de ongeveer de helft van het volk de woning uit. Van tevoren weten de bijen al wie er mee gaat en wie niet. Vlak voor het zwermen vullen ze hun maag met honing zodat ze voedsel voor de reis hebben. Tijdens het zwermen vliegen de bijen druk zoemend door elkaar. Ze maken een speciale zwermtoon. Terwijl het lijkt alsof ze wild door elkaar heen en weer vliegen, botsen ze toch niet tegen elkaar aan. Op een gegeven moment worden de zwermende bijen rustiger en gaan ze ergens bij elkaar zitten in een tros. Vaak is dit in een boom of aan een struik. Een aantal speurbijen gaan dan op zoek naar een nieuwe woning. Als ze een mooie plek vinden voor een nieuw huis, beginnen de bijen al direct met het bouwen van raten. Daarin kan het voedsel opgeslagen worden en de moer kan dan weer haar werk doen. In de oude woning is nu een paar dagen geen moer, maar toch doen alle bijen hun werk. Na een paar dagen wordt de eerste moer geboren en gaat dan tuten. Daardoor is duidelijk dat er weer een moer in het volk is. De andere moeren die nog in hun dop zitten maken ook een geluid: dit wordt het kwaken genoemd. Zo kan de nieuwe moer horen dat er nog een andere jonge moer is. De nieuwe moer kan dan ook gaan zwermen (dit wordt een nazwerm genoemd) of ze blijft en steekt de andere moeren dood, terwijl die nog in hun cel zitten. Soms loopt er toch nog een tweede moer uit en dan gaan de twee moeren vechten; de verliezer wordt doodgestoken. Tussen de vijf en veertien dagen na haar geboorte gaat de nieuwe moer op bruidsvlucht. Ze vliegt dan naar een darrenverzamelplaats en de darren gaan met haar mee hoog de lucht in. Ze trouwt met meerdere darren, maar doet dit maar één keer in haar leven. Als ze getrouwd is, vliegt ze terug naar haar woning. Daarna kan ze eitjes leggen en kan het volk weer groot worden. De koningin blijft nu binnen. In het voorjaar en de zomer zijn de bijen druk met het verzamelen van nectar, zodat ze honing kunnen maken. Want voor ons lijkt het alsof het nog volop zomer is, de bijen zijn al druk bezig om zich voor te bereiden op de komende winter. Als het winter wordt, kunnen ze namelijk niet meer vliegen en zijn er ook geen bloemen meer waar ze eten vandaan kunnen halen. Hun voorraadkasten moeten dus goed gevuld worden in de zomer als er nog volop bloemen zijn. De bijen zorgen ook dat er voldoende stuifmeel is voor de tijden dat ze niet naar buiten kunnen. Bovendien verzamelen ze hars van de bomen waar ze propolis van maken om hun woning goed te beschermen tegen kou en ziektes. Tegen het einde van de zomer krijgen de darren geen eten meer en worden niet meer toegelaten in de woning of eruit verjaagd. Soms worden ze doodgestoken. Dit verjagen van de darren wordt ook wel de darrenslacht genoemd. De werksters gaan door met verzamelen van voedsel tot het weer te koud of te nat wordt. De moer stopt in het najaar met het leggen van eitjes en de bijen gaan weer in een tros bij elkaar zitten om warm te blijven. Ze kruipen dan in en tussen de raten. Ze zijn continue in beweging, zodat de buitenste bijen die het koudst worden steeds afgewisseld worden. De moer blijft wel in het midden van de wintertros; zij moet het warmst blijven. De bijen blijven warm door honing te eten. Dit wordt door de bijen die het dichtst bij de honing zitten, doorgegeven totdat alle bijen weer wat in hun maag hebben. Ze zorgen dus goed voor elkaar; ze zijn een echte eenheid; een imme!