Gebrek aan biodiversiteit leidt tot voedselconcurrentie vliegende bestuivers

Op initiatief van de Nederlandse Bijenhoudersvereniging (NBV) gingen donderdag 23 februari afgevaardigden van de verschillende imkersverenigingen, bd-imkers, EIS/Naturalis, WUR-Environmental Research en bijen@WUR voor het eerst gezamenlijk in gesprek over het onderwerp ‘voedselconcurrentie tussen vliegende bestuivers’ en hoe hier in de praktijk mee om te gaan.

De afgelopen jaren is de discussie over voedselconcurrentie tussen bestuivers steviger geworden. De honingbij zou mogelijk een bedreiging vormen voor wilde bestuivers. Zij zou ervoor zorgen dat er te weinig voedsel overblijft voor andere insecten. De discussie heeft tot gevolg dat honingbijen op steeds meer plekken worden geweerd zonder dat er daadwerkelijk onderzoek gedaan wordt naar de situatie ter plaatse. Hiermee werd de vraag of er daadwerkelijk sprake van concurrentie is steeds luider en was het tijd voor een verkennend gesprek tussen betrokken partijen.

Tijdens de bijeenkomst blijkt dat de imkerij en de onderzoeksinstellingen het over één ding roerend eens zijn: de situatie in Nederland is uniek. Enerzijds is de behoefte aan honingbijen groot – vanwege de (bedekte) teelten. Anderzijds is er geen land vergelijkbaar in de beperkte ruimte voor natuur, die daarbij ook nog eens zeer gefragmenteerd is. Hierdoor is er geen eenduidig antwoord te geven op de vraag of honingbijen een bedreiging vormen voor wilde bestuivers. Dat antwoord is namelijk contextafhankelijk en moet ook als zodanig worden bekeken.

De aanwezigen zijn het erover eens dat door het weghalen van honingbijen het echte probleem niet wordt aangepakt. Ze vonden elkaar in het standpunt dat een tekort aan voedsel door de afname van de biodiversiteit de échte oorzaak is van de discussie. De vraag is niet, ‘beconcurreren bestuivers elkaar?’, de vraag moet zijn ‘waarom zien we bestuivers als concurrenten?’.

Het wijzen naar de honigbij leidt af van aspecten die beïnvloed zouden moeten worden en die zorgen voor een afname van de biodiversiteit: gebruik van niet-duurzame land- en bosbouw, stedelijke wildgroei en vervuiling. Een gevolg dat ook voor de onderzoeksinstellingen ongewenst is. Nederland moet toe naar ecologische duurzame landbouw, versnippering van de natuur tegengaan en bij ecologisch beheer van groen in het stedelijke gebied meer aandacht hebben voor bestuivers.

De imkerverenigingen en onderzoeksinstellingen hebben de ambitie uitgesproken om te kijken wat zij nog meer kunnen doen aan de verbetering van de biodiversiteit. Ze blijven met elkaar in gesprek om van elkaar te leren en verder te komen.