De bij als huisdier

Vrijwel iedere honingbij die we zien behoort tot een volk op de bijenstand van een imker. De imker heeft de bijen het liefst zo dicht mogelijk bij huis om er vaak naar te kunnen kijken en zo de verzorging af te kunnen stemmen op wat hij ziet. Bovendien valt er veel te leren van het kijken naar een bijenvolk.

Al wordt de bij niet in huis gehouden, toch zou je van een huisdier kunnen spreken. Huisdieren worden onder andere huisdier genoemd omdat je ze kunt knuffelen en aaien, en dat zullen toch weinig mensen met bijen doen. En toch vertelde een imker mij dat hij zijn bijen met honderden tegelijk letterlijk aait door zijn hand over de bijen op de raat te strijken.

Het blijkt dat de bijen dan een soort kwispelgedrag gaan vertonen: ze reageren op een bepaalde manier op zijn streling. Daar komt bij dat huisdieren min of meer afhankelijk zijn van de huisbewoners. En ook dat geldt voor de honingbij, die voor een goede plek en voor zijn behuizing van de imker afhankelijk is.

Voor haar voedsel zorgt de bij echter zelf. Al zal de imker het volk wel moeten bijvoeren als er teveel honing uit het volk wordt gehaald voor menselijke consumptie. In onze streken is het gebruikelijk dat de bijen voor de winter invalt worden gevoerd met een mengsel van suiker en water, waaraan soms kruiden worden toegevoegd om de oplossing rijker te maken en meer op nectar te laten lijken

Indiase prenten

Ooit waren alle dieren huisdieren. Nog zichtbaar op talloze prenten uit India, waar ‘roofdieren’, slangen en olifanten tussen mensen staan afgebeeld. Nog altijd gebruikt men de olifant in India voor bosbouw- en landbouwdoeleinden.

Ooit waren alle dieren huisdieren. Denk ook aan de slangenbezweerder die de giftige cobra met zijn fluit uit de mand weet te toveren. En bedenk daarbij dat de cobra niet op de muziek danst, want slangen zijn ongevoelig voor geluid. De getergde cobra volgt de ritmisch heen en weer bewegende fluit alsof het haar belager is. In veel Maleisische huishoudens worden slangen nog altijd als huisdier gehouden. Met haar territorium in de boom naast het huis. Men hoopt dan dat het dier de bewoners geluk brengt.

Pas na de Indische cultuurperiode zijn de dieren steeds meer verwilderd – omdat de mens er niet meer mee om kon/wilde gaan. Geleidelijk aan zijn in ons land alleen honden, poezen, knaagdieren en wat groot en klein vee als huisdieren overgebleven. En het proces gaat door. Een van de dieren die op dit moment dreigt te verwilderen is de poes.\In de duinen moeten de verstoten katten hun eigen territorium veroveren – nadat de mens hen uit huis heeft gezet, omdat er bijvoorbeeld geen oppas tijdens de vakantie kon worden geregeld. Katten die snel moeilijk benaderbaar worden voor de mens: een nieuw soort ‘roof’dieren. Je zou kunnen zeggen dat het verwilderingsproces van dieren die voorheen als huisdieren werden gezien wijst op een gebrek van de mens om het contact met het dier te onderhouden. Of de honingbij ooit verwilderd is, is echter nog maar de vraag. Misschien dat haar ontstaansgeschiedenis meer licht op deze twijfel werpt.

Hoe oud is de bij? Als we daar een antwoord op proberen te vinden, komen we eerst bij de natuurwetenschap. De bij zou volgens de literatuur tientallen miljoenen jaren oud zijn en afstammen, zo veronderstelt men, van de graafwesp. In de Baltische landen zijn brokken hars gevonden waarin bijen zitten opgesloten. En men meent dat deze hars vijftig miljoen jaar geleden is gestold en dat geeft meteen een idee van de ouderdom van de bij
Vijgenboom

Geesteswetenschappelijk gezien is de bij afkomstig van een ander vliesvleugelig insect; een insect dat een zeer innige relatie met de bloemenwereld onderhoudt. Het betreft een vijgenwespje dat de vijgenboom nodig heeft voor haar voortplanting, terwijl de vijgenboom voor het afrijpen van haar vruchten, en dus haar voortplanting, weer afhankelijk is van het vijgenwespje.

Vijgenwespje en vijgenboom vormen aldus een bijzondere biologische en fysiologische eenheid. Uit dit vijgenwespje is, door bepaalde maatregelen te nemen, de bij in de Atlantische periode gekweekt.

Deze niet nader omschreven maatregelen zijn vergelijkbaar met de methode waarmee men granen uit grassen wist te kweken en Arabische volbloeds uit wilde paarden. De mededelingen die hieromtrent door Rudolf Steiner in het najaar van 1923 zijn gedaan, zijn verder uitgewerkt door Iwer Thor Lorenzen.

Volgt men de redenering van Lorenzen dan is de afkomst van de honingbij van het vijgenwespje veel waarschijnlijker en logischer dan een afstamming van de graafwesp. Een van de wezenlijke biologische verschillen tussen beide insecten is dat zelfs bij de meest primitieve bijen de larven uitsluiten met nectar en stuifmeel worden gevoerd, terwijl de graafwespen hun broed vlees voeren, namelijk vliegen en kevers. Dit gezichtspunt brengt de bij zeer dicht bij de mens. De bijen die in het wild leven of leefden werden zeer waarschijnlijk daarvoor verzorgd door imkers. Rudolf Steiner heeft zijn lezingencyclus over de bijen enkele maanden voor de landbouwcursus gehouden, die de basis is geworden van de bd-landbouw. Voor mij is deze korte tussenperiode een van de vele aanwijzingen voor het bestaan van een bijzondere relatie tussen de bijen en de landbouw. Een relatie die ik een volgende keer verder wil uitwerken.

Theo Georgiades