Kerstnacht in de bijenstal

Drie jaargetijden lang vliegen de bijen je om de oren, maar in de winter zijn ze plots verdwenen.

“Wat spoken ze uit? Waar zitten ze? Zijn ze met de vogels naar het zuiden getrokken? Oh … zijn ze nog in het land. Wat geef je ze dan te eten? Hebben ze het niet koud? Zet je ze bij de kachel?”. Het zijn enkele van die talloze leuke verrassende kindervragen over bijen. Met open mond wordt er vervolgens naar de antwoorden geluisterd.

“Nee, de bijen trekken niet naar het zuiden. In de winter blijven ze in hun korf . Ze kruipen dicht op elkaar en vormen een hechte tros die tussen de raten zit waar ze de afgelopen maanden de honing in hebben opgeslagen, wat een heel werk is geweest, het omzetten van die waterige nectar uit de bloemen naar honing. Honing is tenslotte bijenspuwsel. Als de bijen de nectar aan haar lot hadden overgelaten, zou er van indikken niet veel terecht zijn gekomen. De zorgvuldig vergaarde nectar zou al snel tot gisting overgaan en de hele korf zou op een jeneverstokerij zijn gaan lijken, met stomdronken bijen waggelend over de raten.
Nietsdoen

Vandaar dat de ‘haal’-bij bij thuiskomst de nectar afgeeft aan de met uitgestoken tong wachtende jonge werkbijen. Deze spoeden zich naar een rustig plekje, blijven daar roerloos zitten, schijnbaar nietsdoend, maar in werkelijkheid bewegen de monddelen voortdurend; almaar openen en sluiten de lippen zich, de grote onderkaak zwaait heen en weer en langzaam wordt er een grote druppel nectar naar buiten gebracht, deze zwelt tot maximale grootte en wordt dan weer naar binnen gezogen. Dit proces herhaalt zich iedere tien seconden. Na ongeveer een half uur kan de nectardruppel worden opgeborgen en gaat ze verder met de volgende druppel. Dit rijpingsproces wordt met dezelfde druppel door meerdere werkbijen herhaald, ook wordt er een kleine hoeveelheid bijengif aan toegevoegd.

Dankzij dit eigen product hebben de bijen voedsel, kunnen ze zich als één organisme warm houden en zo de winter doorkomen. Een winterslaap houden ze niet. Slapen doen ze nooit; hou je je oor bij de opening van de korf dan valt er altijd iets te beluisteren. Afhankelijk van de situatie is er een ‘ch’-fluisteren of kunnen we een zoemend ‘st’ of ‘zr-sr’ of een geruis alsof er een lichte bries door een bos waait. Elk geluid heeft zijn betekenis.

 

Kerstavond

En dan nadert kerstavond. Door de tijden heen zijn er imkers geweest die naar dit moment uitkijken. DE kerstavond heeft niet alleen voor de mens betekenis, maar is tevens in de natuur een bijzondere avond. Ooit is mij door een oude Drentse imker iets verteld over kerstavond met betrekking tot de bijen: “Rond middernacht moet je maar eens gaan luisteren.” Sindsdien luister ik vele jaren in de kerstnacht aan de korven en …..

Dat er tussen de bijen en de gebeurtenis in de kerstnacht een relatie is blijkt ook uit overleveringen als: “Een ander staaltje van imkergeloof was, dat de imker, die in de kerstnacht aan de korven luisterde de kerkklokken hoorde luiden.” (imkertijdschrift ‘t Groentje 1965). En … volgens het volksgeloof staat om twaalf uur in de kerstnacht de tijd een ogenblik stil. Daarom is er op dat moment ontroering in heel de schepping. De bijen gaan zacht aan het gonzen in hun korven.” (uit een oude Kloosterkookboek).

In het dagboek van William Fleming uit 1808 staat opgetekend: “Dit is de oude kerstdag, de bijen vieren om twaalf uur het begin van de dag met muziek, hetgeen jaarlijks wordt herhaald, daar zij zo fijngevoelig zijn dat dit de juiste dag is die heilig moet blijven in de viering van Christus’ geboorte. Deze geschiedenis welke ik vaak gehoord heb, wordt als waar bevestigd door lieden die hun korven herhaaldelijk hebben bezocht (om de waarheid ervan te kunnen vaststellen) en zij zijn volkomen overtuigd dat het alleen op deze dag gebeurt.”

Reeds vele eeuwen voor de geboorte van Jezus van Nazareth bestond in Egypte de mythe van Serapis, de godszoon, die op 25 december in een hol uit een maagd geboren werd, twaalf voedsters had en ter wiens ere tot 6 januari feest werd gevierd. Deze mythe heeft een relatie met de huidige viering van de geboorte van de Nathanische Jezus op 25 december, zoals in het Lucas-evangelie vermeld staat, in Bethlehem in een stal, bekend gemaakt door de herders in de westerse wereld. En daarnaast de viering van de geboorte op 7 januari in de Oosters-orthodoxe kerken van de andere, de koninklijke, de Salomonische Jezus, volgens het evangelie van Mattheus. Bij de laatstgenoemde Jezus komen dan ook de koningen op bezoek. De twaalf voedsters doen aan de 12 apostelen denken en aan de 12 maanden als representanten van de 12 dierenriemtekens. De 12 voedsters zijn een realiteit in de bijenkorf: de koningin blijkt steeds omringd te zijn door een voortdurend wisselende ‘hofstaat’. En bij nader bezien van deze hofstaat, blijkt deze geregeld uit een twaalftal bijen te bestaan.

Het ‘geheim van de 2 Jezuskinderen’, veelvuldig verbeeld door kunstenaars

 

Let op uw wasgoed

En dan is de winter plotseling voorbij als de zon op een dag goed doorbreekt en de temperatuur in de buurt van de tien graden komt. Het is de dag dat voor het eerst sinds langere tijd de waslijnen weer volhangen met grote witte wapperende lappen. De bijen komen oook weer tevoorschijn, wervelend dansen ze door de lucht en de belangrijkste bezigheid van deze eerste vlucht is om de zo zorgvuldig opgespaarde ontlasting van maanden aan een stuk kwijt te raken.

Bij voorkeur doen de bijen dat op die grote witte wapperende lappen die er voor neergehangen lijken te zijn. Het is dan ook zaak voor de imker in de stedelijke omgeving om de buren duidelijk in te lichten over de bijen en hun gedragingen op die eerste mooie warme dag van het jaar.

Na het droppen van de ballast gaat de bij op zoek naar de eerste bloemen voor nectar en met name stuifmeel voor het uitdijende broednest, waarvoor de koningin alweer flink aan de leg is gegaan. Sneeuwklokjes, winterakoniet, krokus en vooral de wilg en de hazelaar worden ijverig bevlogen bij de start van het nieuwe bijenseizoen.

Gepubliceerd in Vruchtbare Aarde van november/december 1990 in de serie ‘Bijengeheimen’.